Afdrukken

Ken uzelf, aldus het orakel van Delphi, een inscriptie boven de tempel gewijd aan Apollo in de tijd van de oude Grieken. Het was een uitnodiging tot introspectie. De Griekse wijzen gebruikten deze spreuk om te benadrukken dat de ware essentie van het leven zich binnenin ons bevindt, en niet alleen in de buitenwereld. Het was voor Socrates en zijn navolgers de hoeksteen van hun filosofie: de essentie van de mens ligt in zijn innerlijk, onafhankelijk van materiële bezittingen en uiterlijke macht en status.

Sindsdien zijn er meer dan 2500 jaar verstreken en heeft de mensheid een ongekende groei en verandering ondergaan. Waar de oude Grieken met name hun verbeelding gebruikten om de wereld te verklaren en in kaart te brengen, zo ontwikkelden de laat-Middeleeuwers vooral hun zintuigen om de aarde en haar wetten te doorgronden. Een voorbeeld daarvan vinden we bij de Griek Aristoteles. Hij verklaarde de waargenomen zwaartekracht uit het feit dat de aarde het centrum van de kosmos was en dat alle materie geneigd was naar dit centrum toe te vallen. Newton zag (is het verhaal) een appel uit een boom vallen en baseerde daarop zijn zwaartekrachtswetten. Van een beeld naar een realiteit op de zintuigen gebaseerd. Dit zien we ook terug bij Copernicus die als eerste beschreef dat de aarde om de zon heen draait, en niet andersom zoals iedereen toen nog dacht, de zon om de aarde. Juist door zo objectief mogelijk, los van menselijke invullingen, naar de beweging van de hemellichamen te kijken, kwam hij tot zijn bevindingen.
Om nog sterker en nauwkeuriger waar te kunnen nemen, gebruikte de mens instrumenten als de telescoop en de microscoop. Dit bracht een heel nieuwe wereld binnen handbereik. De manen op Jupiter werden ontdekt, alsmede bacteriën en tot dan toe onzichtbare microscopische processen. Wat een vooruitgang.

De natuurwetenschappen ontstonden en daarmee een totaal nieuwe visie op de wereld om ons heen. De mens ontwikkelde met name zijn verstand, hetgeen al snel in conflict kwam met het kerkelijke geloof, dat het immers van de verbeelding moest hebben. De mens werd gezien als een denkend iemand. Met het verstand zou in de toekomst alles te verklaren zijn. Deze visie droeg een groot materieel succes met zich mee. De mens leerde de natuur en zijn omgeving steeds meer naar zijn hand te zetten. Grootse ontdekkingen werden gedaan, revolutionaire ingrepen in het dagelijkse leven van de mens, waarbij de introductie van elektriciteit in de samenleving de meest verstrekkende was. Treinen, auto’s, vliegtuigen, ondergrondse metro’s, straatverlichting, en nog veel later waren er de elektronische revoluties (ontstaan door de uitvinding van de transistor) in de vorm van radio, televisie, computer, smartphone etc. En die revolutie gaat nog altijd door.
Maar met die fantastische ontwikkeling van ons verstand, die ons grote materiële rijkdom bracht en brengt, ontstond er tegelijk een gebrek aan zingeving. Waar leven we voor? Om rijk te worden? Om zoveel mogelijk van het leven te genieten? Tja, dan prik je al gauw door de ontstane zeepbel heen. Is dit alles wat er is?, zong Doe Maar al in de jaren tachtig van de vorige eeuw. Inderdaad, een toenemende eenzaamheid en depressiviteit kenmerken de (verstandelijke) westerse mens. Deze voortgaande ontwikkeling brengt ons toch kennelijk niet het geluk waar wij op hopen en naar streven. Er ontbreekt iets.

Dit iets is (naar mijn mening) de weg naar binnen, zoals de Grieken dat al aanduidden. Echter, in die tijd had de mens nog niet de beschikking over de versterkte waarneming met de zintuigen, alsmede het verscherpte verstand. Deze kwaliteiten, want dat zijn het, hebben we als mensheid sindsdien veroverd. Geweldig, maar we zijn er daarmee nog niet. Onze evolutie gaat door. Een volgende stap is bewustwording. En dat kan alleen door, zoals gezegd, de weg naar binnen te gaan. Zonder de opgedane kwaliteiten van onze zintuigen en verstand daarbij te verliezen. Juist niet, want deze kunnen ons helpen door de weg naar binnen bewuster en helderder te betreden.

Ga je de weg naar binnen, dan ontdek je dat ons ‘ik’ uit verschillende lagen bestaat. Wat wij gewoonlijk als ons ‘ik’ beschouwen, is in feite ons ego. Deze houdt ons overeind in de ingewikkelde wereld waarin wij leven. Zonder ego redden we het niet. Echter, het is belangrijk ons ego in het juiste perspectief te zien. Wanneer je eerlijk en diep in jezelf afdaalt, constateer je dat je ego geen kern heeft. Het is niet meer dan een omhulsel, leeg van binnen. Wanneer je jezelf identificeert met je ego en op diepe levensvragen stuit, bijvoorbeeld door het verlies van een dierbare, door ziekte of een noodlottig voorval, kun je wel eens in een bodemloos diep gat terechtkomen. Elke zin om voort te leven ontbreekt dan. Het liefst wil je dood. Want daarbinnen is er, zo ervaar je, niets.

Simone Weil heeft op de haar karakteristieke wijze (onverschrokken, haast meedogenloos) haar eigen ‘ik’ ontleedt. Ze kwam tot de conclusie dat haar ‘ik’ niet bestaat, en dat het de kunst is dat te erkennen. “Geef alles op wat je je ‘’ik’ noemt, zonder uitzondering”, is één van haar bekende uitspraken. En: “Besef dat er in wat je je ‘ik’ noemt, niets is, geen enkel psychologisch element, dat niet door externe omstandigheden teniet kan worden gedaan. Aanvaard dit. Wees blij dat dit zo is.”
Poeh, heftige woorden. De vraag is dan, wanneer je je ‘ik’, ofwel je ego opgeeft, waar kom je dan terecht? De moderne wetenschapper zal zich hier niet mee bezighouden. Die richt zich dermate op de wereld van de materie, die van atomen en moleculen, dat hij hier niet geïnteresseerd in is. Hooguit zal hij dit soort gedachten of vragen herleiden tot de werking van ons verstand, van onze hersenen dus, voor de meeste wetenschappers de basis van ons wezen. Wij zijn ons brein, volgens onder andere neuroloog Dick Swaab.
Ikzelf zou zeggen, niet vanuit een wetenschappelijke oorsprong maar vanuit een strikt persoonlijke beleving, als antwoord op de gestelde vraag: je komt dan uit bij de geest, ofwel je geweten, ofwel de kern van jouw persoon. Datgene wat je altijd diep van binnen met je meedraagt, ongeacht je uiterlijke omstandigheden.

Iedereen heeft daar ten diepste een besef van, ook al dit besef vaak onbewust. We voelen allemaal aan wat goed en kwaad is in de wereld. Het kwaad is een ander doden, onheus bejegenen, is stelen, liegen, bedriegen etc. Het onderscheid maken tussen goed en kwaad kun niet met je verstand doen. Het zijn begrippen die zich niet strikt wetenschappelijk laten plaatsen. Dit kun je alleen doen met je geweten, die enerzijds persoonlijk is en anderzijds algemeen overkoepelend. Juist ons geweten kan ons met de ander verbinden, ook al zijn we cultureel verschillend.
Een geweten kun je niet meten, wel ervaren. De wetenschap kan er zodoende niets mee. Wat niet erg is overigens. Het ontwikkelen van ons geweten gaat immers verder dan ons verstand. Het is een volgende fase in onze ontwikkeling van gewaarworden, verstand, bewustzijn.

Je verkrijgt een dieper contact met de geest in jezelf, en dus met je geweten, door vooral eerlijk te zijn, zowel naar jezelf als naar de ander. Dit houdt in: continu spiegelen, kijken naar wat je gedaan, gezegd of gedacht hebt. Ontleed dat met je verstand. Spaar jezelf daarbij niet. Wantrouw vooral wat je in eerste instantie voelt of denkt te voelen. Je gevoel is bijna altijd verweven met je ego, zonder dat je dat doorhebt.
Leer luisteren naar wat een ander zegt, voelt en ervaart. Niet in woorden, maar in wat daaronder leeft. Innerlijk luisteren, noem ik dat. Geef de ander daarbij alle ruimte die er zijn kan. Laat de ander vrij. Laat jezelf vrij. Verwacht niets, maar ontvang. Beleef de natuur, beleef de geest, jouw geest. Het verrijkt je.