Hoofdbanner

Vanuit onze huidige, moderne tijd wordt er nogal neerbuigend gekeken naar vroegere tijden waarin alchemie werd beoefend. Alchemisten zouden, in hun zucht naar roem en rijkdom, gewone metalen in goud willen veranderen. Hun doel zou zijn ‘de steen der wijzen’ te vinden, waarmee naast materiële welvaart ook levensverlenging tot zelf onsterfelijkheid verkregen zou kunnen worden. Dit is het beeld dat de meeste mensen tegenwoordig van alchemie hebben: een (gelukkig overwonnen) uiting van hebzucht, egoïsme en neiging tot vluchten uit het gewone dagelijkse leven. Gebaseerd op een primitieve en daardoor niet begrepen eigenschap van materie.

Het tekent onze huidige manier van denken. Het gaat voorbij aan waar het alchemisten in hun beoefening in werkelijkheid om te doen was, namelijk een middel om de ziel te reinigen. Met ziel wordt datgene in de mens bedoeld waar het zijn dagelijkse bewustzijn betreft. Dit bewustzijn kunnen we onderverdelen in een denken, een voelen en een willen. Deze drie wezensdelen kun je heel eenvoudig bij jezelf waarnemen. Het denken zetelt hoofdzakelijk in je hoofd, het voelen bevindt zich rond je hartstreek, het willen in de onderste delen van je romp. Concentreer je op deze drie en je ervaart het. Niets moeilijks aan.

In vroegere tijden leefde men veel meer in beelden dan in onze tijd waarin het denken in abstracte logica de boventoon voert. En waarbij onbewust allerlei minder fraaie denkbeelden bezit van ons nemen. Zo probeerde men het denken te zuiveren door zich voor te stellen hoe het ontstaan van een neerslag bij een scheikundig proces, het zogenaamde sal-proces (het neerslaan van een zout dus), overwonnen kon worden. Met zo’n overwinning (in het denken) trad er een reiniging op, met als gevolg dat de alchemist daadwerkelijk veranderde. Hij vertoonde dan een soort van koperglans om zich heen.

De alchemist kon zich ook concentreren op het proces van oplossen. Dit heette het mercuur-proces. Hiermee reinigde de alchemist zijn voelen. Dit werd dan niet-lichaamsgebonden, was vrij van begeerte en hebzucht. Een ander woord voor mercuur is kwikzilver, het enige vloeibare metaal dat wij kennen. Het heeft bijzondere eigenschappen, het kan zelfs goud tot een oplossing brengen. Door zich innerlijk te verbinden met kwikzilver kwam de alchemist erachter dat het de liefde in de ziel is die ons voelen zuivert en tot transformatie van onrein aards naar puur hemels leidt. De ziel krijgt hierbij een soort van zilverglans over zich heen.

Als derde proces kon de alchemist zich richten op het verbrandingsproces, het proces waarbij materie geheel door vlammen wordt verteerd. Het innerlijke zielenproces dat hierbij plaatsvindt is dat van de vurige overgave aan het grotere geheel waar wij allen deel van uitmaken. Voor de een is dat de kosmos, de totale werkelijkheid, voor de ander het Goede of God. Er is dan niet zozeer sprake van de vernietiging van de natuur, maar van loutering, een overgave aan de geest. De alchemist ervoer dit als sulfur, een zwavelproces. Hier wordt het willen van de mens aangesproken. Het willen dat zich heeft gereinigd tot hoogstaande morele waarden. Dit uit zich in een zielenglans van goud.

Kenmerk bij deze drie processen was dat zij tot een innerlijkheid leidden die voorbij ging aan materiële omstandigheden. Sterker, de materie was doorbroken en overwonnen. Er was het besef dat er toegang was tot de geest, tot datgene dat het aardse in de mens kan overstijgen. Op zijn zoektocht vond de alchemist geen atomen en moleculen, zoals wij dat tegenwoordig tegenkomen, maar de geestelijke wereld. Ze keken door de materie heen.
De wereld werd op een bepaalde manier doorschijnend, de materie ontsluierd waardoor er openingen ontstonden voor de geest die alle materie doordringt. Te zien als een goudglans om degene die deze processen innerlijk doorstond. Niets geen echt goud, niets van uiterlijke (aardse) rijkdom. Niets van waar wij ons in onze tijd zo nadrukkelijk op richten. De geest, ach ja.


Literatuur: Het raadsel van de materie – Jan Zee, Nearchus CV, Assen, 2010